‘Vrienden blijven met de trainer en de spelers. Dat is het lastigste in ons vak’

Soms loopt een carrière anders dan gepland. Han van den Berg wilde sportleraar worden, maar werd niet aangenomen op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO). “Ik ben toen weg- en waterbouw gaan studeren, maar dat werd geen succes”, bekent de 49-jarige Duivenaar. “Toen ik het weer wilde proberen op de ALO brak ik als voetballer van het Doesburgse Sporting Ambon mijn sleutelbeen waardoor ik geen toelatingsexamen kon doen.”

Noodgedwongen koos Van den Berg voor een studie fysiotherapie. Hij zou er nooit spijt van krijgen. De Duivenaar is sinds 2012 als (sport)fysiotherapeut verbonden aan Annatommie mc, een orthopedisch behandelcentrum in Apeldoorn. “Een miniziekenhuis, je kunt bij ons terecht voor een mri-scan, röntgenfoto’s, echo’s en fysiotherapie. We hebben vijf vestigingen in het land, maar opereren doen wij in Utrecht.”
40 uur in de week is hij er in dienst. “Ik ben 32 uur met patiënten bezig en de andere uren met acquisitie. Ik woon ook operaties bij en bezoek wedstrijden van spelers die ik behandeld heb.”
De Duivenaar doet dat uit pure interesse en dat wordt gewaardeerd. “Na afloop maak ik vaak even een praatje en vraag hoe het met de speler gaat. Pas kreeg ik van een voetballer nog een appje met een bedankje. Hij had bij zijn rentree drie assists afgeleverd.”
Van den Berg heeft niet alleen sporters onder behandeling. “Ook mensen met nieuwe knieën en heupen. En als je dan een berichtje krijgt dat zij na de revalidatie op wintersport zijn geweest en valpartijen hebben doorstaan, geeft dat eer van je werk.”

Na zijn opleiding als fysiotherapeut werkte Van den Berg vierenhalf jaar in Duitsland. “In Nederland was op dat moment weinig werk. Daarna heb ik anderhalf jaar op een gewone praktijk in Doorn gewerkt en in 1998 ben ik in vaste dienst getreden bij Vitesse. Daarvoor was ik al als freelancer bij de club betrokken.”
Aanvankelijk als fysiotherapeut bij de jeugd en het belofteteam, maar de laatste vier jaar, van 2008 tot 2012 bij het eerste elftal van de Arnhemse eredivisionist. Werken bij een eredivisieclub, het bleek een totaal andere wereld. “Je bent op dat moment geen baas meer over je eigen agenda”, noemt Van den Berg als wezenlijk verschil met de normale maatschappij. “Daarnaast behandel je een beperkte groep en als fysiotherapeut neem je in de voetballerij ook ‘verantwoorde’ risico’s. Als je weet dat het niet goed gaat, laat je iemand niet spelen. Zo neem je met een hamstringblessure geen risico’s, maar heeft iemand gewoon een forse tik gekregen, dan kun je hem sneller laten gaan.”

Sommige trainers vinden het vaak te lang duren als een speler door een blessure uit de roulatie is. Van den Berg: “Maar daar leer je ook weer een trucje voor. Dan zeg je dat je verwacht, dat iemand er zes weken uit ligt. Dan was hij na vier weken terug en dan kreeg je een compliment. ‘Goed gedaan, Han!’ Het gebeurde natuurlijk ook, dat een trainer tegen je zei: ‘Neem maar geen risico met hem’. Dan had hij die jongen nog niet nodig, maar dat ging natuurlijk nooit over de beste speler.”
Het moeilijkste voor een fysiotherapeut bij een betaald voetbalorganisatie? “Je moet zowel met de trainer als met de spelers goed door een deur kunnen”, zegt Van den Berg. “Op de Slenk, het voormalige onderkomen van Vitesse op Papendal, was alles van elkaar gescheiden. Als spelers jou dan wat vertelden over een trainer, of omgekeerd, moest je op je woorden letten. En het zeker niet doorbrieven. Je bent geen vaderfiguur, maar vaak wel een vertrouwenspersoon voor een speler. Maar ik heb nooit meegemaakt, dat een trainer je over een bepaalde speler probeerde uit te horen.”

Van den Berg maakte bij Vitesse in de jeugd en bij het eerste tal van trainers mee. “Met Theo Bos had ik wel een bijzondere klik. Ook omdat ik in de jeugd al met hem had gewerkt”, legt Van den Berg uit. “Theo was ook in staat om van een ploeg een hecht team te maken, maar die kans heeft hij bij Vitesse niet gehad.”
Ook met John van den Brom werkte Van den Berg plezierig samen. “Bij John moesten we als gehele staf altijd mee naar activiteiten. Van bijeenkomsten van de businessclub, voetvolley in Aalsmeer tot een wijnproeverij. Zo creëerde hij met de gehele staf een eenheid.”
Er vloog ook wel eens een massagekoffer door de kleedkamer, bekent Van den Berg. “Vooral Albert Ferrer, de opvolger van Theo Bos, was een driftig mannetje. Zo trapte hij in de uitwedstrijd tegen NAC van gif met zijn lakschoentjes tegen een krat met bidons. Dat voelde hij behoorlijk en wij zaten met zijn allen op de bank te lachen.”
Het waren roerige jaren in de periode dat Van den Berg bij Vitesse verbonden was aan de hoofdmacht. “Dat besef je trouwens pas later hoe hectisch die tijd is geweest. Je hebt er ook voordeel bij. Als je die vier jaar hebt overleefd, laat je je niet meer zo snel gek maken. En in al die jaren Vitesse heb ik natuurlijk van alles meegemaakt. Je gaat dingen ook doorzien. Je ziet aankomen dat het fout gaat. Je herkent situaties. Maar dat is de voetbalwereld. Die heeft haar eigen regels en wetten.”

De humor van de voetballers kon Van den Berg ook waarderen. “Ik stond met de auto een keer op de Slenk op Papendal, maar was wat vergeten. Ik moest terug om wat op te halen. Toen ik terugkwam zag ik Nicky Hofs en Marcus Pedersen staan. Nonchalant, met de voetbalschoenen in de hand. Toen ik wegreed werd ik ineens van achteren om mijn nek gegrepen. Ik had de auto niet op slot gedaan en Alexander Büttner had zich achterin de auto helemaal klein gemaakt, zodat ik hem niet had gezien. Mooi toch? Zo vond ik mijn auto ook een keer terug in de middencirkel op het trainingsveld. Kwam er nog iemand serieus naar me toe om te zeggen dat het niet de bedoeling was dat ik daar parkeerde. Voetbalhumor. Dat valt thuis soms niet uit te leggen.”

Inmiddels is Van den Berg al weer vijf jaar werkzaam in de ‘normale maatschappij’. “Nee, het verveelt nooit. De liefde voor het vak is er nog steeds, maar je weet nooit wat je over tien jaar doet. Aan de andere kant, ik kan niets anders. Ik mag graag dingen regelen, maar als ik moet gaan managen…. een goede fysiotherapeut is nog geen goede manager, zoals een goede voetballer nog geen goede trainer is.”
Van den Berg richt zich op zijn werk bij Annatommie mc in Apeldoorn. De band met het betaalde voetbal is gebleven. “Zaakwaarnemers weten mij in de zomermaanden nog steeds te vinden als spelers op trainingskampen geblesseerd raken en er snel een mri-scan gemaakt moet worden.”